Beleid en betrokken actoren

In de transitie naar elektrische logistiek is Europees, nationaal en lokaal beleid van belang. Je vindt hier een overzicht van de belangrijkste acties. Het is ook goed om te weten welke actoren betrokken zijn bij de transitie en de realisatie van laadinfrastructuur.

Welk beleid stuurt de verdere ontwikkeling van ZE-logistiek? Daar gaan we dieper op in, met nadruk op het Klimaatakkoord, landelijke programma’s en regelingen.

Het Klimaatakkoord uit 2019 stelt het brede doel van 49% CO2-reductie ten opzichte van 1990. Binnen de deelsector Mobiliteit is een breed pakket aan maatregelen opgesteld. Het elektrificeren van personenvoertuigen en logistieke voertuigen speelt hierin een grote rol.

Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL)
Voor de ontwikkeling van een slim, dekkend, toegankelijk en betrouwbaar netwerk van laadpunten is de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) opgesteld. Hierin hebben marktpartijen, netbeheerders, decentrale overheden en het Rijk afspraken gemaakt om de benodigde versnelling van de uitrol van laadinfrastructuur te realiseren. Om de NAL regionaal te kunnen uitvoeren, zijn zes samenwerkingsregio’s opgericht. Elk van die regio’s heeft een samenwerkingsovereenkomst opgesteld. Alle gemeenten binnen een NAL-regio kunnen ondersteuning krijgen vanuit het samenwerkingsverband.

De samenwerkingsregio’s zetten zich in op het gebied van het beleid en de uitrol van laadinfrastructuur voor alle typen voertuigen. De regio’s ondersteunen gemeenten bij het opstellen van een visie op laadinfrastructuur.

NAL: Laden voor Logistiek

De NAL heeft vijf werkgroepen, waarvan een voor logistiek laden. Binnen deze werkgroep zijn de volgende vier actielijnen benoemd:

  • Zorgen dat de ontwikkeling van logistieke laadinfrastructuur verloopt in lijn met de uitwerking in de uitvoeringsagenda en de behoefte van de sector.
  • Voeren van regie op de ontwikkeling van logistieke laadinfrastructuur, en daarop acteren waar dat nodig is als er knelpunten ontstaan.
  • Initiëren en begeleiden van onderzoeken die bijdragen aan de realisatie van publieke en private logistieke laadinfrastructuur.
  • Zorgen voor actieve afstemming met het Rijk (voor nationaal beleid), regio’s, netbeheerders en overige stakeholders (zoals logistieke organisaties, brancheverenigingen) die actief zijn in de logistieke sector.

Hiermee omvat de NAL een breed programma om laadinfrastructuur voor logistiek (inclusief binnenvaart) te faciliteren en te realiseren, zowel binnenstedelijk als interstedelijk. Tegelijk wordt gewerkt aan noodzakelijke randvoorwaarden zoals gebruikte standaarden, beleidsinstrumenten en stimuleren van innovatie. Een belangrijke rol hierbij speelt de inrichting van zero-emissiezones voor stadslogistiek.

In 2014 is het initiatief Green Deal Zero Emission Stadslogistiek (GD ZES) ontstaan. In het Klimaatakkoord is dat vertaald naar de inrichting van middelgrote zero-emissiezones (ZE-zones) voor de logistiek in de grootste gemeenten vanaf 2025.

Per 1 januari 2025 voeren veertien Nederlandse gemeenten een ZE-zone in. Naar verwachting volgen meer gemeenten in de jaren daarna. Op deze kaart staat een actueel overzicht.

De invoering betekent dat deze gebieden, op termijn, alleen nog toegankelijk zijn voor emissieloze bestel- en vrachtwagens. Voor zero-emissiezones gaan de volgende normen gelden:

  • Alle nieuwe bestel- en vrachtwagens die vanaf 1 januari 2025 op kenteken worden gezet moeten zero-emissie aan de uitlaat zijn om de zero-emissiezone voor stadslogistiek in te mogen.
  • Alle bestel- en vrachtwagens die rondrijden in de zero-emissiezone moeten vanaf 1 januari 2030 zero-emissie zijn.

De verwachting is dat de ZE-zones een belangrijke stimulans gaan zijn voor de overstap naar elektrische logistiek. Zowel voor ondernemers in de ZE-gemeenten zelf, als in omliggende gemeenten en voor landelijk actieve logistieke ondernemers die ook de ZE-gemeenten bedienen.

Overgangsregeling
Om de overstap voor ondernemers beter planbaar te maken, zijn verschillende overgangsregelingen afgesproken voor nieuwe(re) dieselvoertuigen, weergegeven in onderstaand overzicht. Daarnaast kunnen ondernemers in bepaalde gevallen een ontheffing aanvragen voor de ZE-zones. Deze regels verschillen per gemeente. Meer informatie hierover is te vinden op de website Op Weg Naar ZES.

Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van ZE-zones voor stadslogistiek is in 2018 een expertpool opgericht: Het SamenwerkingsProject Expertpool Stadslogistiek (SPES).

Daarnaast moeten verschillende subsidieregelingen de investering in zero-emissievoertuigen en laadinfrastructuur vergemakkelijken. De meeste zijn nationaal georganiseerd. Daarnaast hebben sommige gemeenten ondersteunend beleid in de vorm van aanvullende aanschafsubsidies, privileges voor ZE-voertuigen of ondersteunings-/adviestrajecten voor ondernemers.

Aanschafsubsidie Zero Emissie Trucks (AanZET)
Een landelijke subsidieregeling voor de aanschaf of financial lease van zero-emissietrucks is actief sinds 2022 en blijft ook de komende jaren beschikbaar. Inkomsten vanuit de vrachtwagenheffing (vanaf 2026) moeten de subsidiepot vullen.

SEBA (tot en met 2024)
Tot en met 2024 was er ook de Subsidieregeling Emissieloze Bestelauto’s, die tot 12% aanschafsubsidie geeft voor bestelauto’s. Deze subsidieregeling wordt niet voortgezet. De BPM-vrijstelling voor elektrische bestelauto’s blijft wel bestaan, waar deze voor fossiele varianten vervalt. Hierdoor komen de aanschafbedragen dichter bij elkaar te liggen.

Fiscale aftrekposten (MIA/Vamil, KIA)
Daarnaast kunnen ondernemers een investering in zero-emissiebestelauto’s of -trucks deels aftrekken onder de MIA (milieuinvesteringsaftrek) / VAMIL (Willekeurige afschrijving milieu-investeringen) regeling en in sommige gevallen onder de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA).
Let op: deze regelingen veranderen jaarlijks, in het verleden vielen ook laadpunten eronder. Voor 2025 zijn de voertuigen nog wel onderdeel van de mogelijke aftrekposten.

Sinds 2024 zijn er ook subsidieregelingen voor advies over en investering in laadinfrastructuur voor zware voertuigen, zowel voor privaat als publiek gebruik.

Subsidieregeling Private Laadinfra (SPriLa)
De SPriLa regeling subsidieert advies en de investering in laadinfrastructuur voor ondernemers, zowel AC- als DC-laadinfrastructuur als eventueel stationaire batterijen die nodig zijn in het geval van netcongestie.

Subsidieregeling Publieke Laadinfra (SPuLa)
Daarnaast is er een subsidieregeling voor publieke laadinfra voor zwaar vervoer, de SPuLa-regeling, met als voorwaarde dat de laadpunten publiek toegankelijk worden. Deze gaat uit van een dekkend netwerk en subsidieert maximaal 3 locaties per postcode-2 gebied.

Voor de ontwikkeling van logistieke laadoplossingen zijn de volgende beleidsontwikkelingen nog relevant:

Nationale richtlijnen infrastructuur
De belangrijkste nationale richtlijn voor infrastructuurontwikkeling is het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Het MIRT is een meerjarenprogramma voor investeringen in wegen, het spoor en waterwegen, met als doel om Nederland bereikbaar, veilig en leefbaar te houden.

Relevant voor laadinfrastructuur binnen de MIRT is het project Clean Energy Hubs (CEH, onderdeel van het programma Goederenvervoercorridors), dat zich richt op de ontwikkeling van een landelijk dekkende duurzame tank- en laadinfrastructuur voor goederenvervoer. Hierbij zijn meerdere duurzame brandstoffen mogelijk, zoals elektriciteit, waterstof, bio-LNG en biodiesel. Gemeenten met ambities in infrastructuurontwikkeling kunnen mogelijk aanspraak maken op middelen uit deze programma’s.

Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB)

Een belangrijke impuls voor de verduurzaming van bouwlogistiek komt uit het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen. Hierin stellen grote opdrachtgevers (Rijkswaterstaat, provincies, tientallen gemeenten) steeds strengere eisen aan het emissieloos uitvoeren van bouwprojecten. Bij schoon en emissieloos bouwen wordt enerzijds gekeken naar de bouwlogistiek, en anderzijds naar de inzet van mobiele werktuigen.
Let op: Mobiele werktuigen zijn geen onderdeel van deze handreiking.

Meer informatie over Schoon en Emissieloos Bouwen is te vinden op de website Op Weg Naar SEB.

Luchtkwaliteit
Het Schone Lucht Akkoord uit 2020 is opgesteld om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren. In dit akkoord staan onder meer maatregelen voor mobiliteit. De ondertekenaars streven ernaar gezondheidsdoelen voor schonere lucht op te nemen in verkeers- en vervoersplannen.

Een mogelijkheid is om milieuzones in te richten, waarbinnen oude dieselvoertuigen worden geweerd. Er zijn momenteel drie steden met een milieuzone met restricties voor personen- en/of bestelwagens (op diesel).

Dertien Nederlandse gemeenten hebben momenteel een milieuzone voor dieselvrachtwagens. Milieuzones kunnen voor logistieke bedrijven een stimulans zijn om over te stappen op elektrische voertuigen.

Bij de transitie naar een elektrisch aangedreven logistieke sector zijn vele partijen betrokken. Een overzicht:

Voertuigfabrikanten (OEM’s)

  • OEM (Original Equipment Manufacturer): ontwikkelaar van(elektrische) voertuigen, zoals DAF, VDL, Nissan, Scania en Volvo. Deze partij bepaalt welke laadaansluiting op het voertuig zit en met welk vermogen kan worden geladen.

Vervoerders en verladers

  • Vervoerder: uitvoerder van het transport. Deze partij moet investeren in elektrische voertuigen en besluit ook over mogelijke investeringen in laadinfrastructuur.
  • Verlader: aanbieder van de lading voor het transport en opdrachtgever voor de vervoerder. Deze partij kan overwegen laadinfrastructuur te plaatsen om tijdens laden/lossen voertuigen op te kunnen laden.

Laadinfrastructuur partijen

  • Exploitant/Charge Point Operator (CPO) zorgt voor levering, installatie en onderhoud van laadpalen en pechhulp.
  • Laadpaal-leveranciers ontwikkelen de laadpunten en verkopen deze aan (onder meer) de CPO.
  • Mobility Service Provider (MSP) verkoopt mobiliteitsproducten en -diensten aan consumenten, zoals een laadabonnement.

Vastgoed/Bouw

  • Vastgoedontwikkelaar is eigenaar en verhuurder van vastgoed of (bedrijven)terreinen. Deze partij neemt investeringsbesluiten over realisatie van laadinfrastructuur op het terrein/binnen het gebouw.

Energie (infrastructuur) sector

  • Netbeheerder: onafhankelijk nutsbedrijf dat het transportnetwerk voor elektriciteit beheert. Deze partij heeft een belangrijke rol bij de aanleg van (nieuwe aansluitingen voor) laadstations en bij netverzwaringen voor bijvoorbeeld depots en laadhubs.
  • ElaadNL: kennis- en innovatiecentrum gericht op de impact van elektrisch rijden op het elektriciteitsnet, opgezet door de gezamenlijke netbeheerders. Deze partij stelt onder meer Outlooks en prognosestudies op die bruikbaar zijn voor het ontwikkelen van gemeentelijke laadvisies.
  • Energieleverancier: dit bedrijf levert de elektriciteit aan de laadpaal, vaak via de CPO.

Overheden

  • Europese Unie, Rijk, provincies en gemeenten kunnen diverse rollen spelen bij de realisatie van laadinfrastructuur, variërend van een faciliterende rol, regierol tot financiering/subsidieverstrekker.

Brancheverenigingen en overige partijen

  • Transport en Logistiek Nederland (TLN): ondernemersorganisatie voor de transport- en logistieksector.
  • evofenedex: organisatie die de belangen van verladers behartigt.
  • Connekt: onafhankelijk netwerk voor slimme, duurzame en sociale mobiliteit.
  • Dinalog: topconsortium voor kennis en innovatie waarin bedrijven, kennisinstellingen en overheid werken aan het innovatieprogramma van de Topsector Logistiek.
  • RAI-vereniging: vereniging van fabrikanten en importeurs van onder andere personen- en vrachtvoertuigen.
  • VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en IPO (Interprovinciaal Overleg): verenigingen van gemeenten en provincies met een belangrijke rol bij de afstemming en kennisuitwisseling in laadinfrastructuur.
  • GNMI (Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur): netwerkorganisatie van en voor gemeenten, gericht op het delen van kennis over het opstellen en uitvoeren van gemeentelijk mobiliteitsbeleid.