- Zo bepaal je de laadbehoefte van gemeente
Een belangrijke stap voor gemeenten met ZE-ambities is om een beeld te krijgen welke logistieke stromen zich goed lenen voor elektrisch vervoer en hoe zich dat vertaalt naar de laadbehoefte binnen de gemeente. In dit kennisartikel wordt stapsgewijs toegelicht hoe gemeenten dit kunnen aanpakken.
Een eerste bron om de ontwikkeling van de logistieke laadvraag binnen gemeenten te verkennen zijn de Outlooks van ElaadNL. In de Outlook voor bestelbussen staat een schatting van de laadvraag tot 2035 op buurtniveau. Gemeenten kunnen deze logistieke laadvraag op buurtniveau opvragen via hun NAL-regio. De prognoses zijn tot stand gekomen op basis van diverse aannames die aanzienlijk kunnen verschillen met de praktijk. Daarom is het advies om hier meer onderzoek naar te doen aan de hand van onderstaande stappen.
Stap 1: Hoe ziet de logistiek er in mijn gemeente uit?
De transportbewegingen van, naar en binnen een gemeente zijn overal verschillend. Daarmee varieert de logistieke laadbehoefte ook per gemeente. Het is daarom goed om eerst een logistiek profiel van de gemeente op te stellen. Daarbij gaat het om antwoorden op vragen als:
- Hoeveel bedrijventerreinen en geconcentreerde bedrijfslocaties zijn er?
- Welke logistieke sectoren zijn vertegenwoordigd (bijvoorbeeld op- en overslag, groothandels)?
- Om hoeveel bestel- en vrachtwagens gaat het (ordegrootte)?
Concreet kan de gemeente een overzicht van bedrijven opstellen, opgesplitst in type segment en type voertuigen (bestel- versus vrachtwagen). Per sector kan uitgevraagd worden hoeveel interesse er is over te stappen naar elektrisch (zie voorbeeld provincie Gelderland in figuur 1). Dit geeft een eerste indicatie van de mogelijke omvang van ZE-logistiek binnen de gemeente.
Aandachtspunten logistieke analyse in gemeente:
- Kijk breder dan logistieke vervoerders alleen. Ook service logistieke bedrijven, chemische bedrijven, postbedrijf/bezorgingen installatiebedrijven hebben een eigen wagenpark, dat in aanmerking komt voor elektrische alternatieven en moet voldoen aan emissie-eisen binnen de ZE-zones.
- Kijk ook naar vervoer vanuit/naar de regio. Vervoersstromen die vanuit de regio een gemeente bezoeken kunnen gebaat zijn bij (semi-)publieke laadpunten om de stap naar elektrisch te maken.
Waar haal je de data vandaan?
Het opstellen van een laadprofiel is veel werk. Bruikbare bronnen hiervoor zijn:
- Eigen diensten: vooral afdelingen Economie, Industrie en Ruimtelijke Ordening hebben veel informatie over bedrijvigheid en sectoren binnen de gemeente.
- Logistiek makelaars: zij kunnen helpen om zicht te krijgen op logistieke bedrijven in een regio.
- Omliggende gemeenten en provincie: deze hebben meer regionale informatie over voertuigbewegingen en kunnen kennis uitwisselen, bijvoorbeeld in het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNM).
- Gesprekken met koplopers: deze kunnen helpen om ervaringen, kansen en knelpunten rond ZE-logistiek te verzamelen.
- Adviesbureaus: zij kunnen ondersteunen met zowel kwalitatieve als kwantitatieve analyses.
Stap 2: Waar liggen concrete kansen voor elektrische voertuigen?
Met meer zicht op het aantal en type logistieke voertuigen binnen gemeentegrenzen kan een gemeente vervolgens verkennen in hoeverre deze in aanmerking komen voor elektrische varianten. Dit verschilt per voertuig.
Kosten en baten van elektrisch rijden
Een bruikbare tool voor logistiek is de Online Simulator Elektrisch Rijden, bedoeld voor ondernemers om de kosten en baten van elektrisch rijden op basis van enkele aannames te verkennen.
Relevant hierbij zijn de ritprofielen: de dagelijkse ritafstanden, herkomst en bestemming, laad- en lostijden. Die hebben veel invloed op de technische en economische haalbaarheid van een elektrische variant. Zo komen voertuigen die gemiddeld kleinere afstanden afleggen sneller in aanmerking voor elektrisch. Voorspelbare ritten zijn ook gunstiger omdat laadmomenten dan beter zijn te plannen. Wat ook helpt is de mogelijkheid om tussentijds bij te laden, bijvoorbeeld bij klanten.
Impact van zero-emissiezones voor omliggende gemeenten
ZE-zones hebben effect op bedrijven binnen én buiten de gemeente, en gaan dus ook tot laadvraag leiden binnen en buiten de gemeente. Binnen een studie van Connekt uit 2019 is voor Amsterdam verkend waar laadvraag is te verwachten als gevolg van de ingestelde ZE-zone in 2030. Daaruit blijkt dat omliggende steden en dorpen zich moeten voorbereiden op een toenemende vraag naar voldoende (publieke) laadinfra.
Vragenlijst
Het achterhalen van ritprofielen en vertalen naar realistische getallen van elektrische bestel- en vrachtvoertuigen vereist meer diepgaande expertise. Een vragenlijst onder logistieke bedrijven kan al een eerste inzicht geven in de kansen van elektrische voertuigen. Gesprekken met koplopers geven een meer gedetailleerd inzicht. Ten slotte kan veel worden geleerd van beschikbare studies van provincie Gelderland, Tilburg en Amsterdam.
Stap 3: Wat voor type laadinfrastructuur is nodig?
Uit de analyse van de eigen logistieke sector en verwachte groei van elektrische bestel- en vrachtwagens krijgt een gemeente een beeld van de te verwachten laadbehoefte. Ook maakt deze analyse duidelijk of de gewenste laadinfrastructuur privaat, publiek of een combinatie daarvan is.
Als de bouwsector en service-logistieke sector goed vertegenwoordigd zijn in een gemeente, zal er een sterke behoefte aan publiek toegankelijke laadpalen voor bestelwagens ontstaan. De gemeente kan deze helpen realiseren (bijvoorbeeld in concessies). Als er distributiecentra gevestigd zijn binnen de gemeente, dan is laadinfrastructuur op depots een goede mogelijkheid. En mochten er clusters van bedrijven zijn die veel kilometers maken, dan is het een optie om op een strategische locatie (publiek toegankelijke) snelladers te ontwikkelen.
Welk type laadinfrastructuur het beste past, hangt sterk af van de voorkeuren van de logistieke sector. Overwegingen die meespelen zijn:
- Stroomprijs: De stroomprijs per laadoptie varieert sterk. In de regel zijn laadkosten bij snelladers hoger dan laden op publieke laadpunten. Laden op eigen depot/kantoor is vaak de goedkoopste optie, zeker als veel kilometers worden gemaakt.
- Locatie: Tijd is geld voor transporteurs. Laadpunten op eigen terrein garanderen beschikbaarheid en voorkomen omrijd-tijd.
- Investering in laadinfrastructuur: In het algemeen geldt: hoe hoger het laadvermogen, hoe duurder de laadinstallatie (en mogelijke netaansluiting). Bedrijven met weinig tijd om te laden kunnen de investering makkelijker terugverdienen dan een bedrijf waar ’s nachts laden voldoet. Zo bepalen de ritprofielen van de voertuigen voor een groot deel de laadsnelheid van benodigde laadpunten.
- Gezamenlijke investering: Als vervoerders en verladers afhankelijk van elkaar zijn, is het denkbaar dat beide bijdragen aan de investering. Naast het bij elkaar brengen van deze partijen, kan de gemeente ook overwegen mee te investeren. De gemeente kan mogelijk bedingen dat de laadpunten op bepaalde tijden beschikbaar zijn voor publiek gebruik.
Bovenstaande overwegingen geven richting wat voor soort laders er nodig zijn (snel of regulier), hoe toegankelijk die moeten zijn (publiek, privaat) en hoeveel laadpunten er nodig zijn. Als vuistregel wordt aangehouden dat elektrische bestelvoertuigen zullen leiden tot een ophoging van het aantal benodigde laadpunten voor personenvoertuigen met 10%. De realisatie van publieke laadpunten komt pas in beeld als privaat en semi-publiek laden niet mogelijk is.
Meer weten?
- Lees het praktijkverhaal van Michiel de Voogd, beleidsmedewerker Luchtkwaliteit gemeente Tilburg.
- Bekijk het project Logistieke hub met eigen energieopslag met tips over deze publiek-private samenwerking.