‘Met de regionale aanpak kun je gemeenten maatwerk bieden’

Suzanne Riezebos en Lutske Lindeman (NAL-regio’s) vertellen waarom de regionale aanpak voor de aanleg van laadinfrastructuur goed werkt en welke thema’s juist om centrale regie vragen. ‘De basis moet je landelijk regelen.’ Dit is aflevering 4 in de serie 10 jaar NKL, waarin NKL-directeur Roland Ferwerda in gesprek gaat met de belangrijkste partners waarmee het kennisplatform aan een toekomstbestendig en betaalbaar laadnetwerk voor elektrisch vervoer werkt. 

Suzanne Riezebos
Projectleider van de NAL-samenwerkingsregio Oost, waarin de provincies Gelderland en Overijssel samenwerken aan de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL).

Suzanne Riezebos
Projectleider van de NAL-samenwerkingsregio Oost, waarin de provincies Gelderland en Overijssel samenwerken aan de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL).

  • Werkte de afgelopen negen jaar aan de energietransitie, de laatste zes jaar specifiek aan laadinfra.
  • Sinds 2010 werkzaam bij de provincie Gelderland, o.a. als technisch vergunningverlener milieu en trekker verschillende regioprocessen.
  • Studeerde milieukunde aan de Wageningen University.

Lutske Lindeman
Namens de gemeente Rotterdam coördinator in de NAL-regio G4 waarin de grote steden Amsterdam, Den Haag Rotterdam en Utrecht samenwerken.

Lutske Lindeman
Namens de gemeente Rotterdam coördinator in de NAL-regio G4 waarin de grote steden Amsterdam, Den Haag Rotterdam en Utrecht samenwerken.

  • Strategisch adviseur energietransitie en mobiliteit bij de gemeente Rotterdam.
  • Werkzaam bij gemeente Rotterdam sinds 2000, o.a. programmamanager Rotterdam elektrisch.
  • Studeerde geschiedenis en daarna milieukunde in Utrecht.
Waarom een regionale aanpak?

Provincies en gemeenten werken sinds 2019 in zes NAL-samenwerkingsregio’s aan kennisdeling en versnelling voor een dekkend laadnetwerk. Die regionale aanpak, waarom is dat eigenlijk belangrijk?

‘Vanuit de regio Oost zagen we grote verschillen tussen gemeenten en daarmee in opgaven’, vertelt Suzanne. ‘Bijvoorbeeld in het aantal eigen opritten of bedrijventerreinen, de behoefte aan snelladers, de capaciteit aan mensen… Elke gemeente zit met verschillende issues en moet dus anders worden geholpen. Met zo’n regionale aanpak kun je dat maatwerk leveren.’

Lutske ziet dezelfde voordelen van werken in NAL-verband. Vanwege de verschillen en overeenkomsten. ‘Als G4-steden heb je een vergelijkbare opgave. Zo is er veel hoogbouw en wordt het straatparkeren steeds meer uitgebannen. Hoe regel je dan de laadinfra via VVE’s en woningcorporaties? Daarop kunnen we samenwerken.’

Trots

Beiden pionierden al ruim voor de NAL-oprichting met een regionale aanpak voor elektrisch vervoer. Wat heeft goed gewerkt en waar zijn ze trots op? Suzanne: ‘Ik begon in 2017 met een collega in Overijssel en we deden het er een beetje erbij. Nu hebben we een team van bijna 20 mensen. We hebben een aanpak neergezet met laadconsulenten, die gemeenten echt op maat kunnen helpen. De opgave ligt bij de gemeenten, wij ondersteunen, bieden waardevolle informatie om verder te komen en bieden instrumenten om ze te ontzorgen. We stellen de gemeenten in staat om zelf de regie te nemen. Ook nu met de uitdagingen rondom netcongestie. Door bijvoorbeeld netbewust laden grootschalig in te voeren, en door gemeenten te helpen om goed overwogen integrale keuzes te maken.

Logistieke bedrijven helpen we tegenwoordig ook één op één en op bedrijventerreinniveau. Dus daar ben ik wel trots op.’

Ook Lutske is trots op de professionaliseringsslag. Van af en toe wat kennis delen, een eerste gezamenlijke aanbesteding met Utrecht in 2014 tot een team van 60 medewerkers dat in de G4 aan laadinfra werkt. ‘We hebben het proces als een soort versnellingskamer in weten te richten de afgelopen jaren, waarmee we ontzettend veel laadpalen in onze steden hebben uitgerold.’

Landelijke standaardisatie met een bescheiden regionaal sausje.

Landelijke standaardisatie

Welke thema’s vragen nu om landelijke standaardisatie of regie? Suzanne noemt de open protocollen en prijstransparantie. Lutske vindt de basissets voor laadinfra van NKL een goed voorbeeld. ‘Het is prettig om zo’n standaard te hebben. Wij passen ze zelf nog wat aan voor de precieze toepassing; een soort regionaal sausje. Maar de basis moet je landelijk regelen.’

Sommige gemeenten denken: “ze lossen het maar op met snelladers op tankstations".

Slim laden is volgens Lutske vanwege de netcongestie ook een bovenregionale kwestie. ‘Daar komen nu heel veel vragen over. Het helpt als daar meer centrale regie op komt.’

Die regie is volgens Lutske ook gewenst voor de ruimtelijke inpassing. ‘Je ziet dat de beperkte ruimte er steeds vaker toe leidt dat sommige gemeenten denken: “ze lossen het maar op met snelladers op tankstations”. Terwijl een dekkend en eenduidig laadnetwerk cruciaal is voor de EV-rijder. En dat het laden overal op dezelfde manier goed werkt met de apps.’ Suzanne: ‘Dan kom je op uniforme data en tooling, ook een thema waarop we landelijk beter kunnen samenwerken.’

Dat mobiliteit ook zoveel energie gaat vragen, dat is voor best veel mensen een eyeopener.

Mobiliteit in de energietransitie

Het is niet alleen schakelen tussen het regionale en landelijke niveau, maar ook het schakelen tussen de verschillende opgaven binnen de energietransitie geven de nodige uitdagingen. Suzanne: ‘Laadinfrastructuur is maar één onderdeel van de bredere energietransitie. Het is belangrijk om de verbinding te leggen met andere processen, zoals het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (pMiek) en bijvoorbeeld de aanpakken om bedrijventerreinen te verduurzamen. Je moet steeds de verbinding leggen.’

‘Wat het ook complex maakt’, vertelt Lutske, ‘is dat je enerzijds de mobiliteitstransitie van het ministerie van IenW hebt en anderzijds de energietransitie van het ministerie EZK. Bij laden komen die twee transities bij elkaar.’

Lutske wil graag een brug slaan tussen die twee werelden. ‘Bij de energietransitie denken mensen toch heel vaak aan “van het gas af”. Dat mobiliteit ook zoveel energie gaat vragen, is voor best veel mensen een eyeopener. We moeten daar als NAL heel erg bovenop zitten; zorgen voor bewustzijn hierover.’

De belangrijkste thema’s en tevens aandachtspunten voor de toekomst wat betreft de netcongestie, spelen volgens beiden bij laden op private terreinen en logistiek laden. Suzanne: ‘Het grootste deel van de energievraag voor mobiliteit komt vanuit het privéterrein. Hoe ga je zorgen dat daar ook slim wordt geladen?.’ Lutske: ‘In de G4 gaan we ervan uit dat 80 tot 90 procent voor logistiek laden op privaat terrein gaat plaatsvinden. Als je dat volledig aan de markt overlaat en iedereen zijn eigen laadpunten gaat neerzetten, dan raakt het stroomnet volkomen overbelast.’

Ik zie een grotere rol voor NKL in kennisvragen ophalen.

Huidige en toekomstige rol NKL

Ook NKL heeft een landelijke rol, als kennisregisseur. Hoe ervaren Lutske en Suzanne de samenwerking tussen de regio en NKL? En welke toekomstige rol is gewenst?

Suzanne: ‘NKL was altijd het contactpunt: dáár moest je als gemeente zijn voor informatie. Na de komst van de NAL-regio’s was het even zoeken, maar inmiddels vind ik dat we als regio’s en NKL goed samen optrekken. Wat je binnen een regio bedenkt en breder relevant is, dat kan NKL verder brengen. Richting toekomst zie ik een nog grotere rol in het ophalen van de kennisvragen en het organiseren van de kennis. Het kennisplatform dat NKL is, moet blijven. En de website mag een bredere kennissite worden: relevant voor gemeenten, maar ook de plek waar de regio’s hun informatie kunnen halen.’

‘Voor de Regio G4 is de samenwerking ook heel fijn’, vertelt Lutske. ‘Hoe NKL de onderwerpen verder brengt: wij kunnen leeglopen en dan komt er een handreiking. De sessies hiervoor werken heel goed om kennis vast te leggen en te verspreiden. Ik hoop dat NKL kennisbeheerder blijft, op overkoepelend niveau. Dus: de regio heeft vragen, NKL haalt de kennis binnen en zorgt voor robuuste vastlegging, zodat kennis niet verloren gaat.’

De transitie naar elektrisch rijden is er en blijft gewoon doorgaan.

Dat brengt Lutske op het volgende slotwoord. ‘De transitie naar elektrisch rijden is er en blijft gewoon doorgaan. Laadpalen blijven dus nodig voor de elektrische rijders. Dan kun je het maar beter vanuit je maatschappelijke rol die je als overheden hebt, zo goed mogelijk proberen in te passen in de steden en in het energienet. Een ingewikkelde klus, waarvoor we veel capaciteit nodig hebben. En waarbij ik hoop dat we de NAL en NKL als kennisinstituut daarbij kunnen verankeren en verstevigen, los van politieke klimaten.’