Steeds proactiever en domeinoverschrijdend:
de rol van gemeenten bij openbare laadinfrastructuur
De tijd begint te dringen. Als er niet snel meer laadpunten bijkomen, staat dat de groei van elektrisch vervoer in de weg. Die urgentie is voelbaar als de NKL Kennistour Laadinfrastructuur provincie Zuid-Holland aandoet. De groep deelnemers is groot en divers; het onderwerp leeft bij zowel grote als kleine gemeenten. Al vanaf de start ontstaan er levendige onderlinge discussies, die zich voortzetten aan discussietafels met experts. Een van de hoofdthema’s dit keer: op welke terreinen heeft laadinfrastructuur impact, en welke rol kan de gemeente aannemen?
Omslag naar proactief beleid
Veel Nederlandse gemeenten hebben tot nu toe een ‘volgend’ beleid gevoerd als het gaat om laadpunten in de publieke ruimte. Pas als er een aanvraag binnenkomt van een elektrisch rijder, wordt een laadpunt geplaatst. Bij de bijeenkomst in Zuid-Holland blijkt dat dit begint te kantelen: meerdere gemeenten gaan een meer proactief beleid voeren, of overwegen om dit te gaan doen. Op basis van voorspellende analyses worden volgens een plankaart ‘voor de vraag uit’ laadpalen geplaatst. Zoals een van de deelnemers zegt: “Als we dat niet doen, hollen we achter de feiten aan en komen we over enkele jaren in de problemen.” De inrichting van een laadplein is een mogelijkheid om proactief op de toename van elektrisch vervoer te anticiperen. Door meerdere laadpunten tegelijk aan te bieden op één plek, en daarbij niet direct alle parkeerplaatsen af te kruisen, ontstaat er een toekomstbestendig netwerk.
Laadinfra is domeinoverschrijdend
De functietitels van de aanwezige beleidsmedewerkers laten zien hoe domeinoverschrijdend het thema laadinfra is. Ze werken voor afdelingen elektrisch vervoer, duurzaamheid, stadsontwikkeling, openbare ruimte, mobiliteit, bereikbaarheid, planologie… Een gesprek over laadinfra gaat naast elektrisch vervoer óók over de indeling van de openbare ruimte, luchtkwaliteit, duurzaamheidsambities en stadslogistiek. Bij een meer proactief beleid past dat er steeds meer samenwerking wordt gezocht met collega’s van andere afdelingen. Laadinfra overschrijdt ook gemeentegrenzen. Gemeenten en provincie kunnen profiteren van elkaars ervaringen en soms gezamenlijk optrekken. Daar kan concrete samenwerking uit voortkomen: provincie Zuid-Holland en gemeente Hellevoetsluis werken bijvoorbeeld samen om carpoolplekken te voorzien van laadpunten.
Dat laadinfra een dominant domeinoverschrijdend thema is, blijkt uit de urgente kwesties waar het aan raakt. Waar krijgen ambtenaren mee te maken, voorbij de dagelijkse praktijk van laadpaalaanvragen en laadpaalplaatsingen? Drie kwesties uitgelicht:
1. Klimaatakkoord
Als onderdeel van het klimaatakkoord is een Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) opgesteld. De term valt regelmatig, want iedereen die zich met laadinfra bezighoudt, ongeacht het domein, krijgt hiermee te maken. De NAL moet ervoor zorgen dat laadinfrastructuur geen drempel vormt bij de uitrol van elektrisch vervoer. Om dat te bereiken, zouden er, volgens een doorberekend scenario, vanaf 2024 bijna 300 laadpunten per werkdag moeten worden geïnstalleerd. Naast het plaatsen van laadpunten in de publieke ruimte, kunnen gemeenten ook een rol spelen door bijvoorbeeld een subsidieregeling aan te bieden voor snelladers.
2. Impact op het energienetwerk
Hoe meer laadcapaciteit auto’s gebruiken, hoe groter de impact op het energienetwerk. Zoals expert Martine Maarschalkerweerd (ElaadNL) zegt: “als de Postcodeloterij besluit om in één straat allemaal Tesla’s uit te delen, hebben wij een probleem.”
De belasting van het energienetwerk moet daarom meewegen in beleid voor laadinfrastructuur. Het is daarbij verstandig om al in een vroeg stadium om de tafel te gaan met de netbeheerder. Ook is het goed om steeds op de hoogte te zijn van plannen van commerciële partijen: als een organisatie bijvoorbeeld van plan is om de vloot te verduurzamen, heeft dit effect op het energienetwerk. Als er al in een vroeg stadium overleg is met alle betrokken partijen, kunnen bij dit soort grote trajecten (dure) misstappen worden voorkomen.
3. Stadslogistiek
Voor grotere gemeenten geldt dat de transitie naar elektrisch vervoer direct invloed heeft op de stedelijke logistiek. Die transitie blijft immers niet alleen beperkt tot particuliere auto’s: ook bezorgbusjes en bussen rijden steeds meer elektrisch. En niet alleen bewoners, ook bezoekers willen kunnen laden. Tijdens de bijeenkomst worden verschillende vragen opgeworpen, want in hoeverre wil je als gemeente de regie houden, en wanneer laat je het aan de markt? Waar situeer je eventueel grote oplaadlocaties en hoe kun je die slim combineren met andere knooppunten in het energienetwerk? En hoe krijg je het noodzakelijke inzicht in wat er allemaal ‘achter de meter’ gebeurt, op particuliere terreinen? Die vragen hoeven gemeenten niet alleen op te lossen. Gemeenten delen bijvoorbeeld pilots op www.andersladen.nl, en wetenschappers delen hun research naar dit soort complexe vraagstukken op futureofcharging.com.
De transitie naar elektrisch vervoer is een complex ruimtelijk vraagstuk, dat een gezamenlijke inspanning vraagt. Dat er zoveel gaat veranderen de komende vijftien jaar, kan verlammend werken. De opmerking van een deelnemer is daarbij geruststellend: “Het wordt niet voor niets een transitie genoemd: we zijn onderweg, tussenoplossingen helpen ook.”
NKL organiseert de Kennistour Laadinfrastructuur samen met regionale overheden. In overleg worden steeds wisselende experts uitgenodigd. Doel is om kennis op te doen, ervaringen uit te wisselen en actuele regionale vraagstukken met elkaar te onderzoeken. De eerstvolgende bijeenkomst is voor de provincies Groningen en Drenthe op maandag 8 juli. Dit artikel is tot stand gekomen op basis van inzichten uit de bijeenkomst in provincie Zuid-Holland, 11 maart.